Het noordelijke deel van Cyprus, officieel de Turkse Republiek Noord-Cyprus, geldt internationaal als bezet gebied en wordt daarom door veel reizigers overgeslagen. Toch is het absoluut veilig en gemakkelijk te bereizen. Achter alle stoere propaganda vonden we een land met heerlijke natuur, een fascinerende geschiedenis en een heel klein hartje.
Met kracht duwt Ismail (71) een bundel brandende takken in de zwartgeblakerde mond van zijn broodoven. Overal op Noord-Cyprus zie je zo’n oven: langs de weg, naast verlaten winkeltjes en bij mensen in de tuin. Een grijze constructie met een koepeldak − moskee formaatje poppenhuis, een ode aan vers brood. Rook kolkt naar buiten. Dit exemplaar heeft Ismail zelf gebouwd. Hij wijst op de fundering ervan, een stapel grove rotsblokken. ‘Daar begint het allemaal. Je moet de juiste werkhoogte bepalen want je wilt tijdens het bakken rechtop kunnen staan.’ Daar bovenop ligt een betonlaag en een laag waterafstotende folie, want als de oven vochtig wordt ‘kun je het bakken wel vergeten.’
De oven van Ismail en zijn Canadese vrouw Lois (67) staat in Büyükkonuk, een boerengehucht in de oostelijke Karpas-regio. Als Cyprus de vorm heeft van een steelpan, dan is Karpas het handvat. Ismail en Lois ontmoetten elkaar in Australië, maar hoe lang geleden dat was? Dat moet ik maar aan Lois vragen, want ‘die is beter in dat romantische gezwijmel.’ Ismail wil alleen antwoord geven op exacte vragen. Wist ik bijvoorbeeld dat de straatklinkers hier precies twintig bij tien centimeter zijn? En nog liever geeft hij antwoord op niet-gestelde vragen, zoals over al die lagen van zijn oven
Een gespleten land
Net zoals de ruim één miljoen andere inwoners van Cyprus is Ismail een kind van de oorlog van 1974, toen Griekenland samen met een Grieks-Cypriotische militie probeerde het eiland te veroveren. Het Turkse leger bezette daarop het noordelijke deel van het eiland. Tot op de dag van vandaag heeft ‘1974’ merkbare gevolgen in het alledaagse leven, want Noord-Cyprus geldt nog altijd als bezet gebied. Dat betekent onder andere dat het gebied grote moeite heeft mee te doen in de internationale economie. Grote fastfood-, koffie- en modeketens hebben zich nooit in het noorden gevestigd en import en export lopen voornamelijk via Turkije, evenals het telefoon- en postverkeer. Tijdens de oorlog werden (bijna) alle Grieks-Cyprioten die in het noorden woonden naar het zuiden verdreven, en alle Turks-Cyprioten uit het zuiden naar het noorden. Ismails familie was slechts een van de vele die daarbij al hun land verloren. Sinds de volksverhuizing wonen er aanzienlijk minder mensen in het noorden van Cyprus. Ook is dit deel van het eiland veel armer dan het zuidelijke, dat lid is van de EU, en trekt het slechts een tiende van het aantal toeristen dat Zuid-Cyprus verwelkomt.
Ook als reiziger word je steeds aan het conflict herinnerd, merken wij als gids Houssem ons na aankomst op het eiland over de grens tussen Zuid- en Noord-Cyprus rijdt. Die grensovergang is een formaliteit, maar: ‘Nu wel je dataverbinding uitzetten, want je bent niet meer in de EU.’ In de hoofdstad Nicosia zien we gezellig ogende restaurants en hippe koffiebarretjes, maar ook veel rommel en zwerfkatten. Het lokale toerismebureau verzon de slogan The City of Walls voor de stad, vermoedelijk een verwijzing naar de eeuwenoude Venetiaanse wal rondom het centrum. Maar er is slechts één muur die echt iets voor Nicosia betekent, en dat is de scheidingsmuur tussen Noord- en Zuid- Cyprus die dwars door de stad voert. In het noordelijke stadsdeel is die betonnen constructie omgeven door tientallen leegstaande woonhuizen en winkels in verschillende stadia van verval. Het is dit Noord-Cyprus dat veel toeristen zien, omdat ze op hun vakantie in het zuiden even snel te voet de grens over hoppen. Maar slechts een paar meter verderop begint het échte Noord-Cyprus − een landschap van ruige bergen maar ook van lieflijke fruit- en wijngaarden en middeleeuwse dorpjes waar weinig westerse reizigers weet van hebben.
Roadtrip terug in de tijd
We besluiten daarom om niet lang in Nicosia te blijven en lenen de auto van Houssem om de west-, noord- en oostkust te verkennen. Omdat de dataverbindingen niet optimaal zijn, gebruiken we een offline kaart. Ik heb daarop een groot aantal grotten gezien, dus op goed geluk stuurt fotografe Manon de auto iets ten noorden van het plaatsje Güzelyurt een karrenpad op dat al snel slechter en slechter wordt. Twee keer raakt een steen de bodemplaat, maar nu kunnen we niet meer terug. ‘Het is maar goed dat Houssem niet weet waar zijn auto nu is,’ grappen we als er ineens een hekwerk opduikt. Een natuurbeschermingsproject van de EU: de Kalkanli-olijfboomgaard met meer dan tweeduizend olijfbomen waarvan een kwart vijfhonderd jaar oud is. Hoewel op slippertjes, vinden we de grot toch nog. Helaas valt die tegen. Ondiep en ook nog in gebruik als schapenstal
Maar niet getreurd: ook in de Karpas-regio heb ik een grot op de kaart gespot. We sturen onze auto over een smal weggetje dat zich als een rivier door een glooiend landschap kronkelt. Hier is het eiland op zijn smalst. In het noorden pieken de bergen en aan de andere kant zien we af en toe de Middellandse Zee. Om ons heen allemaal akkers, maar pas na een half uur rijden zien we de eerste boeren. Het gaat om een vader en zoon uit de zuidelijk gelegen kustplaats Famagusta en een vriend van de zoon. Met strandharkjes schrapen de twee jongemannen zwarte bolletjes los van olijfbomen. ‘We hebben hier drie bomen en aan de andere kant van die heuvel hebben we nog een boom,’ zegt vader, die zich te ruste heeft gelegd in de schaduw. Hij schat dat de bomen in totaal 200 liter aan olijfolie gaan leveren, genoeg voor een jaar. De bomen zijn al decennia familiebezit. Hij heeft drie kinderen en een hele schare kleinkinderen. We keuvelen wat over werk, religie en de opleiding van zijn kinderen, tot ik over de weg begin. Ik genoot van de smalle bochten, maar hij protesteert. ‘Te smal, te veel bochten en te ruw wegdek.’ Over een paar kilometer wordt de weg veel breder, zegt hij trots. ‘Hopelijk trekken ze dat door naar hier, zodat het hier beter bereikbaar wordt.’ Ik voel teleurstelling. Hoe kun je zo’n heerlijk rustig en smal paadje willen vervangen door een brede gladde tweebaans highway? Maar dan denk ik aan Nederland. Hoe leuk zou het zijn als de A12 nog van straatklinkers was? De ruwe ongeregeldheid die zo aantrekkelijk is voor ons als bezoekers, vormt hier een rem op vooruitgang. Na deze reality check zoeken we niet verder naar die grot.
Wat we de volgende dag wél doen, is extra vroeg op staan voor een ochtendmis. Bij het krieken van de dag je nest uit is sowieso aan te raden in Noord-Cyprus − het is al vroeg licht en als de zon schijnt loopt de temperatuur snel op. De dorpjes waar we slapen bruisen ’s ochtends rond zeven uur al, terwijl je er vanaf negen uur ‘s avonds luid boerend over straat kunt zonder iemand tot last te zijn. Iedereen ligt dan blijkbaar al in bed.
De ochtendmis begint iedere ochtend om half acht in Kormacit, een kleine gemeenschap van Maronieten, een van oorsprong Syrische kloosterorde. Hoewel ‘1974’ uitdraaide op een grote volksverhuizing, bleven deze katholieken in Noord-Cyprus achter. Vol overtuiging, want dit is hún land. Aanvankelijk werd het dorpje zwaar bewaakt door Turkse militairen, maar inmiddels is daar niets meer van te merken. Toch is het de gemeenschap sinds de oorlog niet goed vergaan. Jongeren trokken weg en zij die bleven zijn nu stokoud. Bij het cafeetje tussen de grote kerk en de kleine kapel spelen de mannen al vroeg backgammon en kaart. De kleine kapel zit even later net half vol. De aanwezige dames zingen er niet minder saamhorig door, maar het geeft wel te denken. Vooral omdat fotografe Manon iets opvalt: in het hele dorp is geen kind te bekennen. De priester bevestigt dat: alle bewoners zijn bejaard. Het werk wordt gedaan door migranten uit Bangladesh en Nepal en hij zelf komt uit Libanon. Over tien jaar is hier geen Maroniet meer te bekennen.
Zouden we neergeschoten worden?
Overigens is het al decennia lang veilig in Noord-Cyprus. De rust keerde er weder sinds de VN een bufferzone instelde die dwars over het eiland loopt en die liefkozend de Green Line wordt genoemd. Die bufferzone is de reden dat Manon en ik nu langs Varosha rijden. Het plaatsje ligt nu midden in de bufferzone maar was ooit een van de populairste badplaatsen ter wereld, waar grootheden als Sophia Loren vaak geziene gasten waren. Zij zou er zelfs een huisje hebben, een optrekje dat nu vermoedelijk is leeggeroofd en waarvan wellicht alleen nog foto’s bestaan. Want al 45 jaar mag niemand de Verboden Stad in − de gebouwen zijn overwoekerd en hier en daar ingestort. Stapvoets rijden we langs het hek. Er staat na al die tijd nog wel een hijskraan overeind. ‘Foto’s maken verboden’ staat er op de rode bordjes, die ook overal bij de legerbases in Noord-Cyprus hangen. Betreden wordt zwaar bestraft, insluipers zouden zonder pardon worden neergeschoten en er liggen naar verluidt ook nog landmijnen. Die informatie baart mij toch wel zorgen, maar Manon is ineens vol vuur. Ze wíl naar binnen. ‘Kijk dan, je kunt zo door dat hek! Zullen we het doen? Kom op Daan, zullen we het doen?’
Ze heeft gelijk natuurlijk. Het is een armetierig hek en door het ontbreken van camera’s of wachttorens lijkt het of je zo naar binnen kunt.
We wegen de opties. Een illegaal bezoek aan de bufferzone levert gouden materiaal op voor onze foto’s en verhaal. Misschien winnen we wel een journalistieke prijs. Zou Columbus gevarengeld uitkeren? Hoe zit het met advocaten als we toch gepakt worden? En als ze ons ze ons doodschieten, willen we dan begraven of liever gecremeerd? Wat moet er op de steen? Hier en daar zit een gat in het hek dat ons uitnodigend aan staart.
Net als we tot een beslissing komen rijden we langs een oud benzinestation dat precies binnen de omheining staat. De overkapping met verbleekte groene verf werpt een dikke schaduw over de plek waar voorheen benzinepompen stonden. Wat ons opvalt is het winkeltje waar de badgasten en lokale bewoners vroeger afrekenden voor een volle tank. Er is iets raars aan de hand. Er zit nog glas in de sponningen, er draait een ventilator en dan slikt Manon al haar woorden in. In dat winkeltje is iemand! Het blijkt een ingehuurde bewaker uit Istanbul. Hij kan wél rondlopen in de verlaten straten. Is het er mooi? Hij haalt zijn schouders op. ‘Het zijn ruïnes ’ Uit zijn verhaal maken we op dat hij nooit insluipers tegenkomt en hij raadt een bezoek af, want binnen de hekken is het levensgevaarlijk. Met gevoel voor drama spreidt hij zijn armen. ‘Er zitten slangen van wel 2,5 meter lang.’ Jaja, denk ik. Propaganda en afschrikkingsverhalen, die kennen we zo onderhand. Toch gaan we niet verder.
Een van de magische stranden van weleer is nog wél toegankelijk voor het publiek. Voor anderhalve euro kun je er bedjes huren om pal voor drie leegstaande, vervallen oude hotels te zonnen. Turkse toeristen huren er rode kano’s, een jongetje snorkelt in het heldere water. We besluiten even bij te komen en dobberend in het warme water raken we in gesprek met Zuid-Cyprioten. Die vertellen dat Varosha sinds kort tóch open is voor het publiek. En inderdaad, even verderop langs de kustlijn zien we twee hotels die er wel héél wit uitzien. Op het strand ervoor lijken parasols te staan. ‘Poging twee!’ roept Manon.
En weer rijden we langs het hek. We wuiven naar de bewaker bij het benzinestation. Er blijkt inderdaad een toegangspoort richting kust te zijn, waar we door verbaasd kijkende bewakers worden tegengehouden. ‘But we heard it is open?!’ roept Manon zo onschuldig mogelijk. De Turkse soldaten lachen. Dat ene strand is inderdaad open, maar alleen voor soldaten en mensen met een Turks paspoort. ‘Het is een vakantiepark voor soldaten.’ Tja, daar zijn wij natuurlijk niet welkom
Advocaat van de duivel
Er is iets veranderd. Misschien niet in het echt, maar wel voor ons. Zijn we verliefd aan het worden? Heeft Noord-Cyprus ons ingepakt? Na een week roadtrippen keren we terug naar de hoofdstad Nicosia. We voelen er ons thuis, worden op straat begroet door mensen die we een weekje eerder spraken en zelfs de kattenpis ruik ik niet meer.
Voor mij kwam het omslagpunt na een bezoek aan de Blue Mansion, het huis van Pablo Pavlides, een Grieks-Cypriotische advocaat met Italiaanse wortels. Volgens het Turks-Cypriotische leger was hij tevens een wapensmokkelaar, een biseksueel en een pedoseksueel. En stiekem verbonden aan de Grieks-Cypriotische militie die vroeger met aanslagen probeerde om Cyprus te ‘herenigen’ met Griekenland. De Turks-Cypriotische bevolking werd hier vaak slachtoffer van en dat moet deze Blue Mansion bewijzen. De villa is voor het publiek toegankelijk en staat midden op een militaire basis. De gidsen zijn militairen in blauwe shirtjes en de eigenschappen die zij toeschrijven aan zowel Pavlides als zijn huis zouden in Hollywood niet misstaan.
Sterker nog, terwijl we er rondlopen vragen we ons af waarom Pavlides niet de hoofdrol speelde in schurkenfilms. Het huis had aardbevingsbestendige ruimtes, een geheime vluchtroute, niet te openen deuren en een mysterieuze ‘echosteen’ zodat de duivelse advocaat zijn eigen stem kon horen als hij zijn pleidooien oefende. Tijden copieuze feesten konden gasten hun glas bijvullen in een wijnfontein, maar ze mochten alleen zitten op de rode, blauwe, gele of groene stoelen. Ze werden op kleur ingedeeld op basis van hun status. We vragen gids Meliksah wat er allemaal waar is van de wapensmokkel en de andere gruweldaden die aan Pavlides worden toegedicht. ‘Het is nog erger dan we hier laten zien,’ beweert hij. ‘Soms gooide hij vanaf het balkon een appel in het zwembad en degene die het dichtst in de buurt van de appel stond moest met hem naar bed. Als die persoon weigerde, werd iedereen in dat zwembad doodgeschoten.’ Meerdere keren zou het water in het zwembad rood gekleurd zijn. Alleen al het bestaan van de villa bewijst dat Pavlides een heel enge en machtige man was. ‘De bouw van dit huis moet in die tijd veel geld en tijd hebben gekost, en dan deze plek Het is duidelijk dat niemand hem durfde aan te pakken ’
Zeven dagen lang hebben de Noord-Cyprioten onze fantasie geprikkeld. Vlak voor de terugvlucht scrollen we door onze foto’s en dan zien we het: Noord-Cyprus is net als die oven van Ismail. Net als je denkt dat je weet hoe het werkt, blijkt er toch nog een extra laag te zijn